Thumbnail
Gepubliceerd: 19-01-2004 Laatste update: 22-11-2018

Het volk kan eindelijk wonen hoe het zelf wil en weer gelukkig zijn

Minister Dekker (VROM) neemt de draad op. Dertig procent van de nieuwbouwwoningen moet van particulieren komen. Gemeenten en ontwikkelaars krabben zich nog even achter de oren.

Het Wilde Wonen

‘Het Wilde Wonen’ (1998) had als ondertitel: ‘Het afscheid van het staatsdenken in de architectuur’. Toen utopisch, maar nu de woningbouw in de put zit, de overheid afstand neemt en bezuinigt, zit er niets anders op en lijkt het vanzelfsprekend. Wie op de TV de discussie volgt, constateert dat in allerlei varianten met het principe van het vrije bouwen en wonen wordt gespeculeerd. Zelfs architectuurhistoricus Vincent van Rossum bleek in debat met Tweede-Kamerlid Wijnant Duyvendak een felle protagonist. Na de komst van de Woningwet (1901) duurde het twintig jaar voordat het volkshuisvestingsinstituut was opgetuigd en massaal met het bouwen en verhuren van staatswoningen werd begonnen. De omslag van bouwen als staatszorg naar bouwen door burgers mag dus nog enkele jaren duren, maar is onontkoombaar en onomkeerbaar.
Het bouwen van grote versteende tentenkampen zal plaats maken voor bouwen van verspreide woon/werkgebieden in alle soorten en maten. Dit leidt vanzelf tot meer kwaliteit, fragmentatie en differentiatie. Dit nieuwe stedelijk landschap ontstaat dankzij verbetering van de infrastructuur en het verdwijnen van agrarische bedrijven. Vooral dit laatste gaat ongepland, willekeurig maar gestaag. De lappendeken die daardoor op het platteland ontstaat, wordt de vanzelfsprekende onderlegger voor nieuwe bouwlocaties. Gelegen in de Deltametropool en in de buurt van infrastructuur zijn deze beter op regio’s ontsloten dan de woonlocaties in traditionele centra. Door deze radicale spreiding en menging van functies ontstaat op den duur minder verkeerscongestie op snelwegen en buitenwegen worden beter benut.

Vakantiehuis

Nu stad en land in elkaar vloeien is ook de tweede stap van deze minister een logische. Volgens van Dale is vakantie de ‘jaarlijks toegekende vrije tijd’. Werklozen en gepensioneerden hebben daar geen last van en ervaren het vakantiehuis als woonhuis. Zij verblijven graag permanent in stacaravans, weekend- of vakantiehuizen, in de stad worden hun woningen doorverhuurd en illegaal bewoond. Het werkend deel van de bevolking verblijft dankzij goede verbindingen of gewenning aan files meer en meer buiten en heeft een tweede woning in de stad of omgekeerd. In beide wordt niet permanent gewoond. Door deze ontwikkelingen worden in de regelgeving bestaande begrippen onhanteerbaar; onderscheiden tussen werken en wonen, tussen werk en vrije tijd, tussen stad en land en dus ook tussen woningcategorieën worden diffuus.
Het wonen democratiseert; het woonhuis wordt vakantiehuis en omgekeerd, de stacaravan evolueert tot normale woonvorm, drijfhuizen liggen in plassen en meren, langs het water vervangt een hoog woongebouw een boerderij, volkstuinen ontwikkelen zich tot zelfregulerende leefgebieden, nieuwe woongebieden nemen het volkstuinmodel als geprivatiseerd woongebied over.

Corporaties

Gemeenten in en om het Groene Hart doen er verstandig aan in bestaande en toekomstige groengebieden in snel tempo bouwpercelen aan te leggen, anders verdwijnt hun bevolking naar de buren. Duizenden woningen komen in buitengebieden ook voor stadsbewoners van huurflats beschikbaar. Hun flatjes komen dan vrij voor starters en anderen die graag in drukte wonen en niets van al dat groene gedoe moeten hebben. Om aan deze nieuwe dynamiek in de huizenmarkt een zetje te geven, zou een tweede brutering welkom zijn. Bij de eerste brutering, ongeveer tien jaar geleden, schonk de staat het hele sociale bestand aan de corporaties. In plaats van dit massaal slopen, zouden de corporaties deze woningen nu aan hun huurders moeten doorgeven. Wat is mooier dan een sociale instelling die zich met een sociale handeling opheft. De nieuwe eigenaren hebben hun handen vrij en kunnen in het vervolg naar eigen inzicht handelen.
Leve de paradox: het einde van massawoningbouw is het einde van de woningschaarste. Het volk kan na honderd jaar staatszorg eindelijk wonen hoe het zelf wil en weer gelukkig zijn.

Auteur: Carel Weeber; Ex-architect

Bron: Cobouw